Hoofdstuk 4
Het voegwoord
Het voegwoord verbindt zinnen of zinsdelen met elkaar. Het nevenschikkend voegwoord verbindt hoofdzinnen met elkaar. Het onderschikkend voegwoord verbindt bijzinnen.
Een hoofdzin is te herkennen aan de volgorde onderwerp, persoonsvorm.
Bij een bijzin staat de persoonsvorm meer achter in de zin.
Nevenschikkende voegwoorden verbinden hoofdzinnen: en, maar, want, of.
Een hoofdzin is te herkennen aan de volgorde onderwerp, persoonsvorm.
Bij een bijzin staat de persoonsvorm meer achter in de zin.
Nevenschikkende voegwoorden verbinden hoofdzinnen: en, maar, want, of.